Klezmer

Oorsprong

De Jiddische benaming “klezmer” vindt zijn oorsprong in twee oud-hebreeuwse woorden: “kley” (werktuig) en “zemer” (musiceren). De klezmermuzikanten of klezmorim speelden/spelen vooral op bruiloften. Hier werd veel dansmuziek gespeeld (bulgars, freilachs, khossidls en shers). Typerend in de meeste klezmer is de combinatie van een lach en een traan; vaak vrolijke muziek die bij nadere beschouwing toch in een (gewijzigde) mineurtoonladder blijkt te staan. Wat niet meteen betekent dat de muziek een trieste sfeer achterlaat.

Klezmermuziek vandaag

Klezmer als aanduiding voor het muziekgenre is pas sinds de klezmerrevival in de jaren zeventig in zwang geraakt, en is heden ten dage een smeltkroes van stijlen. In de klezmermuziek zijn naast veel Balkaninvloeden (Roemeense, Bulgaarse Russische, Griekse) ook oriëntaalse en zigeunerinvloeden terug te vinden. Begin vorige eeuw zijn daar nog het jiddisch theater en weer later de jazz bij gekomen. Klezmermuziek en jiddische muziek zijn nauw met elkaar verstrengeld; de meeste teksten zoals die in klezmermuziek worden gezongen komen uit het jiddisch.

Instrumentatie

Van oudsher werden vooral snaarinstrumenten zoals de viool gebruikt, met als begeleiding contrabas, bratch en soms cymbalom Later (na ca. 1900) komt daar vooral de klarinet als melodieinstrument bij. Accordeon en piano vullen vaak de begeleiding in, soms aangevuld met drums. In hedendaagse klezmerensembles is naast de genoemde instrumenten ook vaak het nodige koper te horen (trompet, trombone, tuba). In de manier van spelen wordt de menselijke stem vaak nagebootst, die bij de jiddische muziek op karakteristieke manier ‘breekt’ (het krechts’n). Op een melodie-instrument als de viool wordt dat geïmiteerd door de snaar met een vinger tussen een terts of kwart hoger even licht aan te raken. Ook worden veel glissandi toegepast.

De bovenstaande beschrijving is overgenomen uit Wikipedia. Een uitgebreide studie is te vinden op de site van het Klezmertrio Vilde Katshke.

Scroll to Top